Opleiding

Kan elke hond reddingshond worden? Kan mijn hond van 6 jaar dat ook nog leren? Ik heb een Chihuahua, kan die dat ook?
Vragen, die ik niet verzin, maar die we regelmatig horen. En waarbij we het standaard antwoord geven: kijk eerst naar de andere kant van de hondenriem: de geleider. Kan deze geleider het? Iedere week trainen, bij weer of geen weer op inzet gaan, eventueel met toestemming van de werkgever en daarbij enkele duizenden kilometers per jaar extra door Nederland te rijden om op een plek te komen voor een inzet. Heeft die geleider de positie van Leider in de ogen van de hond? Heeft die geleider de hond voldoende gesocialiseerd? En als deze geleider wordt geconfronteerd met een slachtoffer, hoe is het incasseringsvermogen dan?

Want dát zijn basis voorwaarden.

Verder gaan we uit van een gezonde hond. Dat begint dus bij de fokker van de hond. Bent u van plan een pup aan te schaffen met het oogmerk om ermee te gaan werken? Verdiep u dan in de ras-typische aanleg van de hond. En ga kijken bij het nest tezamen met iemand die u bij de aanschaf raad kan geven. Een handig hulpmiddel hierbij is de puppy-checklist van het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren (LICG). Een ander punt dat aandacht verdient: als u een hond uit het buitenland wilt importeren of in Nederland een nest wilt gaan gaan fokken dan gelden daar met ingang van 1 november 2021 verscherpte registratieregels voor.

Het is niet onbelangrijk om bij de aanschaf van een hond waarmee u wilt gaan werken rekening te houden met internationale inzet en trainingen in het buitenland. Er zijn hondenrassen, die in het buitenland (en dus ook binnen de EU!) niet welkom zijn, of met ernstige restrictie rekening moeten houden. Ook dat kunt u nalezen op de website van het LICG.

Als de hond zoekdrift genoeg heeft (lees: de hond gaat graag achter een balletje aan en vindt het leuk om dat met de baas samen te doen) en er zit een goede neus op (sorry voor onze Franse buldog) dan zal het met die hond wel loslopen. En over loslopen: als de geleider duizend angsten uitstaat als de hond van de lijn is, is dat ook geen gezonde basis voor het reddingshondenwerk.
De hond moet natuurlijk wel opgevoed zijn. Dat wil zeggen dat de hond goed gesocialiseerd is en zich gedraagt ten opzichte van mens en dier. Wildrein is een vereiste bij het vlaktewerk, net als rustig gedrag binnen de roedel.

Appèl is een belangrijk onderdeel. Het mag natuurlijk nooit de plaats innemen van de opvoeding, maar vult deze wel aan. Vooral de commando’s die de hond moeten remmen wanneer een (praktijk-) situatie riskant dreigt te worden zijn cruciaal. Het appèl kan bij diverse kynologen clubs worden getraind, zij het wel in een aangepast programma, vrij van ongewenste wedstrijd elementen. Wij kunnen onze geleiders daarbij adviseren.

De ideale opleiding vindt plaats in praktijksituaties en begint in principe zodra de pup van de fokker bij de geleider is geplaatst (maar kan ook met een oudere hond, al zal de inzetbare tijd uiteindelijk korter zijn). Met een simpel spelletje wordt het vlaktewerk begonnen en naarmate de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van de pup vordert wordt deze training verder uitgebouwd. Als het vlaktewerk voldoende vertrouwd is gemaakt gaan we verder met het zoeken op water, gecombineerd met het zoeken in schone, lege gebouwen. Tenslotte, als de hond lichamelijk is ontwikkeld tot een volwassen hond mag deze het puin op voor de laatste discipline.
Tussendoor is het mogelijk dat de hond-in-opleiding mee mag naar de sneeuw trainingen (in feite onderdeel van het lawinewerk) omdat dit een hele mooie voorbereiding is op het zoeken op puin. Zeker voor de jonge honden minder belastend voor het bijna volwassen lichaam.

Silke’s eerste stapjes op weg naar een èchte Reddingshond…

…en later flink op weg in de Oostenrijkse sneeuw!

Tenslotte nog een opmerking over de veiligheid: onze hele opleiding staat in het teken van veiligheid. Een reddingswerker zorgt altijd in de eerste plaats voor de eigen veiligheid en in ons geval betekent dat: de veiligheid voor de geleider én voor de hond. Dat geldt voor de training alsook voor de inzet.
Bij onze opleiding dus geen risicovolle oefeningen, die thuishoren in de opleiding tot politiehond. Géén halsbrekende sprongen over blinde obstakels zoals schuttingen of over bakken met vloeistof (in de training natuurlijk gevuld met water, maar in het veld of op het puin?); géén kruipen door pijpen (op de training netjes open aan het einde, maar op het puin?); géén wiebelende planken of horizontaal gelegde ladders bewandelen en ga zo maar door.
Wèl leren lopen over een onaangename (puin-)ondergrond, leren werken met harde geluiden en tussen grotere groepen mensen, wèl lange zoekacties leren vol te houden, desnoods dagen achtereen.
Maar bovenal: een onwrikbaar vertrouwen hebben in de geleider, die zichzelf en de hond nooit aan onnodig gevaar zal blootstellen en natuurlijk ook wèl aangeven waar mensen liggen, al dan niet zichtbaar. Want daar gaat het om bij het reddingswerk.

[Lees ook: Kwaliteitsbewaking]